© Henny G. Visser 2025
De linker elleboog steunt op de ribben en/of de heup.
Deze arm draagt nagenoeg het
hele gewicht van de boog.
Door de elleboog te laten steunen tegen het lichaam wordt dit gewicht direct doorgegeven
naar het linkerbeen en de voet.
De linkerhand ondersteunt de boog bij de handgreep.
De spieren in de hand worden zo min mogelijk belast door de boog op de hand te laten
rusten en de boog niet te omklemmen. Spieren in rust zorgen voor een stabiele houding.
De rechterarm wordt ontspannen over de schouderhaak gelegd.
Ook hier geldt weer dat het krampachtig omhooghouden van de rechterarm de stabiliteit niet verhoogt. De "haak" die gevormd wordt door de vingers van de rechterhand wordt gebruikt om de kolf stevig tegen de schouder te drukken. De duim heeft geen functie en wordt ontspannen.
De trekkervinger dient volledig los van het hout te zijn. De schouders zijn ontspannen en bevinden zich ongeveer op gelijke hoogte.
Als de rechterschouder omhooggehouden moet worden, dan moet indien mogelijk de schouderhaak naar beneden worden bijgesteld.
Een krampachtige houding kan niet volgehouden worden. Het hoofd moet rechtop gehouden worden, omdat zich in het oor het evenwichtsorgaan bevindt.
Dit orgaan geeft reacties door als het hoofd schuin gehouden wordt. Het lichaam probeert de onbalanste herstellen.
Als het hoofd daarentegen recht gehouden wordt is het lichaam in evenwicht, wat uiteraard de stabiliteit verhoogt. Breng daarom de kolf naar het hoofd en niet het hoofd naar de Kolf